Je hebt er veel in transport en logistiek: familiebedrijven. Van klein tot groot. Ze blijken beter in staat te overleven bij economische tegenwind. Niet kapitaal vergaren staat voorop, maar de toekomst van het bedrijf. Nog een kenmerk van familiebedrijven: trouw personeel. Wie eenmaal tot ‘de familie’ behoort, gaat niet snel weg. Dan kan het gebeuren dat hele families in dienst zijn bij een familiebedrijf.  Zo hebben wij de afgelopen decennia al enkele families binnen MAAT ‘voorbij zien komen’. Vader en zoon(s) of vader en dochter. Bijna compleet is de familie Boudestijn.  Vader Johan, zonen Dirk en Wilco en schoondochter Ilona. Dat gaf aanleiding tot een interview in het magazine TON.

TON is het magazine voor mensen die werken in transport en logistiek. Achter het stuur, op kantoor, in het magazijn. TON gaat over hoe zij hun beroep uitoefenen, hun vak zien, hun leven inrichten. En dat vertellen die mensen zelf – in woord en beeld. 

Vader Johan Boudestijn

NIET STRENG

“Wat me het meest bevalt aan het bedrijf? De gezellig sfeer. Daaraan merk je toch wel dat het een familie is. Tegen de zomervakantie hebben we een barbecue, tegen de kerst is een feestje in de werkplaats. En dan is er ook nog het uitje van de personeelsvereniging.

Ik heb lts-autotechniek gedaan en werkte bij een kleiner heftruckbedrijfje. Dat werd zo’n beetje overgenomen door MAAT. Ik kende het bedrijf al en wist dat het een goede werkgever was. Is ook wel gebleken. Wat mij betreft, blijf ik hier tot mijn pensioen.

Ik ken niet iedereen bij MAAT, want het is een groot bedrijf. Er werken zo’n honderdtachtig mensen, dus ga daar maar aan staan. Ik denk dat ik zo’n beetje een derde van mijn collega’s echt ken. En natuurlijk ‘de baas’ Arjan Maat en zijn vader Adri. Of het strenge ‘vaders’ zijn? Nee, en dat ben ik zelf ook niet. Je doet je best, je weet dat zij ook een centje moeten verdienen.

Dat twee van mijn zoons en mijn schoondochter hier werken, komt niet doordat ‘het van vader moest’. Wilco zat bij een ander transportbedrijf. Hij wilde trailer rijden en dat kon daar niet. Toen is hij bij MAAT gaan solliciteren. Dirk sleutelde hier al in de vakanties en is direct van school bij MAAT Heftrucks begonnen. En Ilona reed al voor MAAT voordat ze Wilco leerde kennen.

Op het werk komen we elkaar soms tegen en dan heb je een praatje. Privé lopen we de deur niet bij elkaar plat. Wilco en Ilona zie ik zo’n beetje eens per maand. Dirk zie ik veel meer, want die woont nog bij me. En omdat ik voor MAAT Heftrucks rijd, heb ik ook op de zaak regelmatig contact met hem. Dan gaat het meestal over de heftrucks. En we moeten trouwens uitkijken dat we niet ook thuis te veel over het werk praten.”

Zoon Wilco Boudestijn

NIET ‘ZOONTJE VAN’

“Ik had mijn vader niet eens laten weten dat ik hier ging solliciteren. Hij wist wel dat ik wat anders zocht, maar ik heb het hem pas verteld toen het zeker was. Je wilt niet dat je voorgetrokken wordt, omdat je ‘zoon van’ bent. Vader vond het wel leuk dat ik aangenomen werd.

Ik heb een opleiding gedaan voor hovenier, maar tijdens de stages dacht ik: Dit wordt het niet. De vrachtwagen vind ik veel mooier. Ik vervoer nu vaak heftrucks, grote en brede lading. Da’s prachtig werk. Ik doe echt elke dag wat anders. Vanochtend nog een kist afgeleverd van vijf meter breed, daar zat een deel van een vleugel voor een vliegtuig in. Straks heb ik een lading van 22 meter lang.

Het enige minpunt aan dit werk is dat je nooit wat kunt afspreken, privé. Je weet niet wanneer je klaar bent. Ik werk zo’n zestig uur per week en begin meestal heel vroeg. Dan blijft er weinig tijd over voor je sociale leven. Sinds ik met Ilona een zoontje heb, Levi van drie, ga ik minder nachten weg. Dat was vroeger drie of vier keer per week, nu maximaal eentje.

We zijn niet familieziek, zien elkaar naast het werk niet heel veel. We spreken elkaar het meeste over de telefoon. Familiefeesten zoals sinterklaas en kerst, daar zijn we ook niet zo van. Het is gezellig als mijn familie langskomt, maar het is geen verplichting.”

 Zoon Dirk Boudestijn

CROSSFAMILIE

“Ik heb niet gekozen voor de vrachtwagen. Wilde monteur worden. Als jongetje sleutelde ik al aan brommers. Komt ook door mijn vader en broers. Altijd crossen, thuis in de boomgaard. We zijn een echte crossfamilie.

Als ik een vrachtwagen zie, ben ik eerder nieuwsgierig naar wat er onder de cabine zit dan naar wat er in de cabine zit. Ik ging vroeger weleens met mijn vader mee, maar aan het eind van de dag had ik het wel gezien.

Bij MAAT ben ik begonnen op mijn vijftiende, met een snuffelstage. In de wintermaanden kwamen alle verreikers naar de werkplaats, dan hadden ze een extra mannetje nodig. Zo ben ik erin gerold.

Ik woon nog bij mijn vader thuis. Met mijn vriendin heb ik het weleens over gaan samenwonen, maar we willen nog even ‘potten’. Zij heeft rechten gestudeerd en werkt nu bij een notariskantoor in Gouda.

Je familie tegenkomen op de werkvloer is wel leuk. Wilco haalt zo nu en dan een heftruck op en dan hebben we een praatje. En soms heeft het ook nut dat je bij hetzelfde bedrijf werkt. Zegt mijn vader bijvoorbeeld ’s avonds: ‘Ik heb een machine gebracht, die heeft schade, daar moet je even naar kijken’. Daar is hij heel gedreven in. Ik geef het dan door aan mijn chef, zodat we het kunnen oppikken.

Ik werk van halfacht tot halfvijf, maar ben er om zeven uur al. Want ik kom met de veerpont; als je die mist, ben je meteen een kwartier later. Ik ben dan de eerste in de werkplaats, doe de lichten aan. Het mooiste aan mijn werk vind ik: de uitdaging. Ik heb collega’s die in mijn ogen bijna alles wat ze tegenkomen kunnen oplossen. Daar wil ik ook naartoe: steeds beter worden. Ik ben begonnen met cabinepoetsen en nu sta ik heftrucks te keuren. Die groei moet wel blijven. Als je alles met twee vingers in je neus kunt doen, gaat het vervelen.”

 Schoondochter Ilona Sprong

GEEN FAMILIEGEDOE

“Toen ik nog niet zo lang bij MAAT in dienst was, moest ik een keer met Wilco’s vader mee naar Bergambacht. Daar zag ik Wilco. Vond hem wel leuk, maar ik had nog een vriend. Toen dat uitging, heb ik Wilco opgezocht. En ja, zo raakte het aan. Sinds de geboorte van Levi, ons zoontje, wonen we samen.

Ik ben in 2009 bij MAAT begonnen. Via VTL heb ik mijn opleiding hier gedaan. In 2012 dacht ik dat ik het werk niet leuk meer vond. Ik kon niet zo goed tegen de onregelmatige werktijden. Toen ben ik gestopt. Heb een tijdje in een tankstation gestaan, en in een supermarkt. Daar was ik toch wel snel klaar mee. Na een half jaar begon ik het rijden heel erg te missen. Ik kon hier terugkomen en dat heb ik met beide handen aangegrepen.

Ik werk nu drie dagen in de week. Levi is dan bij de kinderopvang. Als ik vroeg moet beginnen, springt mijn moeder bij. Zij woont om de hoek. Mijn werk is heel gevarieerd, ik doe alle soorten transport, veel met de bakwagen. Het mooie van dit vak is dat je gewoon jezelf kunt zijn. Als je in een winkel staat, moet je je helemaal aanpassen. Ik wilde eerst kapper worden, maar dat was niks voor mij, al die vrouwen … Laat mij maar rijden.

Het is wel grappig dat Wilco en zijn vader en broer hier ook werken. Je hebt wat meer contact. En dat is goed zoals het is, we zijn niet van het plakkerige, kleffe familiegedoe.

Waaraan je merkt dat MAAT een familiebedrijf is? Gewoon aan zoals er met het personeel wordt omgegaan. Sociaal en met begrip. Ze denken met je mee. Dat zie je bij mij ook met onze zoon Levi, dat ik drie dagen kan werken.”

 

 

Veel familiebedrijven

Ruim twee derde van Nederlandse bedrijven met personeel is een familiebedrijf. In transport en logistiek is dat aantal nog hoger: zo’n driekwart. Veel van die bedrijven zijn relatief klein, maar er zitten ook grote jongens tussen.

Fotografie Cees van der Wal

Interview TON magazine; Peter Boss

Fotografie in het TON magazine; Hans Mast